Zelfs het luchtalarm went gek genoeg wel
“Er werd echt heel goed voor ons gezorgd, en op onze mentale gezondheid gelet.” Karen van den Hondel is forensisch arts bij de GGD Amsterdam. Zij ging voor het internationaal strafhof in Den Haag met de Koninklijke Marechaussee op een missie naar Oekraïne. Daar deed ze onderzoek naar eventuele oorlogsmisdaden. Karen vertelt over haar ervaringen.
Oekraïnemissie
Karen vertelt over hoe ze betrokken raakte bij de missie: “Als forensisch artsen werken wij veel samen met de Forensische Opsporing bij de Koninklijke Marechaussee op Schiphol. Ik sprak daar met een officier die net terug kwam van een eerdere Oekraïne missie. Die vertelde enthousiast hoe Nederland daar bijdraagt aan het onderzoek naar gepleegde oorlogsmisdrijven. Op die manier ben ik uiteindelijk betrokken geraakt bij de Oekraïnemissie. We gingen met een groep van 15 forensisch experts. Bijvoorbeeld op het gebied van 3d-scans (Verkeers Ongevallen Analyse), bemonsteringen (Forensische Opsporing) en raketinslagen (Explosieven OpruimingsDienst).”
Identificatie
“Mijn expertise is lijkschouw. Ik heb forensisch pathologen en forensisch artsen in het mortuarium ondersteund in hun onderzoek naar militaire slachtoffers”, zegt Karen.
Dat ging niet altijd zonder slag of stoot. Karen: “De lichamen zijn door grof geweld vaak niet meer herkenbaar. Maar ook omdat ze pas laat het mortuarium bereiken. De staat van ontbinding was meestal veel verder gevorderd dan we in bijvoorbeeld Nederland gewend zijn. Ook de letsels zijn anders. De meeste mensen zijn overleden als gevolg van blastletsel door een raketinslag of granaatscherven."
Ik merk dat het ontzettend veel voor mijn collega's in Oekraïne betekent dat we daar naartoe komen om te helpen.
“We willen de lichamen wel kunnen identificeren, want mensen willen graag hun familielid terug”, vervolgt Karen. “Maar door de omstandigheden was het moeilijk. Uiterlijke kenmerken herkennen was lastig, zelfs met tatoeages. Tandstatus lukt meestal wel. Maar we maakten met name gebruik van botafname voor DNA.”
Luchtalarm
Het was ook de eerste keer dat Karen in een oorlogsgebied aan het werk was. Waaraan ze dat merkte? Karen: “Het luchtalarm, dat veel afgaat overdag en ’s nachts. ’s Nachts sliepen we bijna altijd in de schuilkelder. Gek genoeg went het wel. De eerste keer dat het luchtalarm afgaat loop je met hoge hartslag snel naar de bunker. Later durf je het toch wat rustiger aan te doen, en is de spanning wat weg.”
Mentale gezondheid
Toch zijn ze van tevoren goed mentaal voorbereid op wat er ging komen, zegt Karen: “Er zijn mensen opgeleid om de gesprekken over mentale gezondheid te voeren. Dus als je niet lekker in je vel zit, of een raketaanval is je niet in de koude kleren gaan zitten, dan kon je daar terecht. Ik mocht ook niet elke dag naar het mortuarium toe, om te voorkomen dat ik getraumatiseerd zou worden. Ik hield er zelf ook rekening mee dat alleen die mensen die écht nodig waren in het mortuarium kwamen. Zodat hun netvlies niet onnodig vervuild zou raken met nare beelden.”
Het werk was anders dan in Nederland: “Op een gegeven moment merkte ik wel dat ik aan mijn taks zat wat betreft het aantal lichamen dat ik zag. Veel meer dan in Nederland. Normaal vind ik de lijkschouw een boeiend onderdeel. Maar uiteindelijk was het genoeg voor mij. Niet té veel, maar het was wel goed zo.”
Volhouders
Ze heeft daarom veel bewondering voor haar collega’s in Oekraïne: “Ik heb wel echt heel veel respect voor de forensisch pathologen en artsen die daar dag in, dag uit hun werk doen. Ze gaan gewoon door, en blijven ondanks alles volhouden. Wat wij bijdragen is in het grote geheel maar een klein aandeel. Ik merk wel dat het ontzettend veel voor ze betekent, dat we daar naartoe komen om te helpen. Dat we hun verhaal vertellen, dat is heel belangrijk voor ze.”